Op 20 april jl. heeft een hoorzitting/rondetafelgesprek plaatsgevonden tussen kamerleden, vertegenwoordigers van maatschappelijke organisaties (o.a. IPO en VNG) en deskundigen op het gebied van het onteigeningsrecht.
Besproken zijn de voorstellen om in het kader van de Omgevingswet te komen tot een nieuwe regeling voor onteigening in de Aanvullingswet Grondeigendom.
Met betrekking tot onteigening hebben deze voorstellen een rigoureuze wijziging van het huidige stelsel tot gevolg. Tijdens deze bijeenkomst kwam naar voren dat deze voorstellen in de huidige vorm op veel kritiek stuiten.
In de huidige situatie besluit de Kroon tot onteigening op basis van een verzoek van het bestuursorgaan. De burgerlijke rechter besluit over de eigendomsontneming.
In het nieuwe, voorgestelde stelsel, is er sprake van een procedurele scheiding tussen onteigening en schadeloosstelling. De onteigeningsbeschikking wordt genomen via de bestuursrechtelijke kolom: door het bestuursorgaan. De gemeenteraad, het dagelijks bestuur van het waterschap, Provinciale Staten en de ministers krijgen de bevoegdheid om tot onteigening te besluiten. Op de voorbereiding van de onteigeningsbeschikking is de uniforme openbare voorbereidingsprocedure van toepassing (afdeling 3.4 Awb). Tegen het onteigeningsbesluit kan beroep worden ingesteld bij de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State. Het kan dus zo zijn, dat een eigenaar onteigend wordt door het ongebruikt laten verstrijken van een termijn waarbinnen hij op grond van afdeling 3.4 van de Awb zijn rechtsmiddelen tegen het (voorgenomen) besluit kan aanwenden.
Door de onteigening verkrijgt de onteigenaar de eigendom over de onroerende zaken die bij de onteigeningsbeschikking zijn aangewezen. Voorwaarde daarbij is, dat voorafgaand aan de onteigening onherroepelijk is beslist over het algemeen belang, de noodzaak en de urgentie van de onteigening. Dit plan, besluit of vergunning moet onherroepelijk zijn geworden voordat de onteigeningsakte kan worden opgemaakt. De eigendomsontneming heeft plaats door inschrijving van een onteigeningsakte in de openbare registers. Op verzoek van de onteigenaar wordt de akte opgemaakt door een notaris. Inschrijving van het onherroepelijke onteigeningsbesluit leidt tot onteigening, zonder tussenkomst van de civiele rechter. Tegen het besluit kan beroep worden ingesteld bij de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State.
In theorie zou het straks dus kunnen zijn, dat een eigenaar of een derde-belanghebbende die niet binnen de gestelde termijnen reageert (bijvoorbeeld vanwege langere afwezigheid in het buitenland, wanneer men niet meer in Nederland woont, geen bekende woon-of verblijfplaats heeft of overleden is), simpelweg kan worden onteigend zonder dat hiertegen actie kan worden ondernomen. De onteigening kan daardoor een feit zijn wanneer men bijvoorbeeld langere tijd afwezig is. Dit kan niet bedoeling zijn.
In het voorstel is opgenomen, dat alleen in de schadeloosstellingsprocedure een rol voor de civiele rechter is weggelegd. De schadeloosstellingsprocedure begint met een verzoek van de onteigenaar aan de rechtbank om de hoogte van de schadeloosstelling te bepalen. Dit verzoek kan worden gedaan op het moment waarop in de onteigeningsprocedure de onteigeningsbeschikking is vastgesteld.
Suggesties die zijn gedaan om de procedure zorgvuldiger te maken zijn o.a. de wijze van verzending van het (ontwerp-)besluit naar de eigenaar/rechthebbende, het borgen van voldoende pogingen tot minnelijke verwerving, de rol en de samenstelling van de adviescommissie, een grotere rol van de civiele rechter, het oproepen van de onteigende bij exploot in een bij de rechtbank aanhangig te maken procedure en het overleggen van het onteigeningsbesluit, het bewijs van publicatie van terinzagelegging daarvan en van het laatste aanbod bij de procesinleiding. Onteigening via de rechter zou, net als in het huidige systeem, de basis moeten blijven.
Het is dus zeker interessant om deze ontwikkelingen in het kader van de Omgevingswet te volgen.